Tekst: Anne-Goaitske Breteler
Grenzend aan de Middellandse zee, helemaal in het noorden van Marokko zit ik te mijmeren over de plaats waar ik de échte, authentieke Marokkaanse mythes zou kunnen vinden. Het vooronderzoek naar Marokko bracht mij in Duizend-en-een-nacht sferen. De traditionele muziek, de kenmerkende kledij, de verhalen die ik op internet vond, het leek zo authentiek. Makkelijk te vinden via Google, maar lastiger in het echt.
Na een aantal dagen heb ik tever-geefs meerdere mensen naar de mythes van Marokko gevraagd. De hosteleigenaren in Marrakesh, de jus d’orange verkoper in Tétouan en zelfs de reisblogger Mohsin uit Nederland kende geen mythes. Staat het hedendaagse Marokko nog wel zo bol van de mythes zoals op internet wordt beloofd? Via een reiswebsite word ik hiervoor doorverwezen naar ‘de blauwe stad’. De naam alleen is al interessant. ‘De blauwe stad’ heet eigenlijk Chefchaouen.
Met een viertal reisgenoten stap-pen we de volgende ochtend uit in Chefchaouen. We hebben de deur van de taxi nog maar net dichtgeslagen of een oudere man van rond de zeventig jaar komt ons begroeten. Na een kleine week Marokko weten we ondertussen dat het geen nut heeft om hier op in te gaan. Hoe goedbedoeld ook, na afloop van ons samenkomen zal de portemonnee moeten worden getrokken. Toerisme is een van de grootste inkomstenbronnen waar een groot deel van de bevolking haar brood mee verdient.
We proberen erachter te komen waar de medina, het oude gedeelte van de stad, zich bevindt. De oudere man drentelt wat om ons heen. Hij roept dat hij ons graag wil rondleiden, dat hij geen tourguide is en al zeker geen geld verwacht. Na een kort overleg besluiten we toch om met de man mee te gaan. Wie weet heeft deze man het oprecht goed met ons voor.
De I’m-not-a-tourguide leidt ons omhoog de berg op, een straatje in. Zoals de reiswebsite al beloofde zijn alle huizen felblauw. De oudere man vertelt dat tijdens de Tweede Wereldoorlog veel Joodse mensen naar Marokko vluchtten, ook naar Chefchaouen. Zij verfden hun nieuwe huizen blauw, omdat ze van mening waren dat deze kleur als anti-insectenmiddel diende. Door de blauwe kleur is het imago van de stad ontstaan. Toch krijg ik het idee dat maar weinig mensen afweten van de herkomst van de kleur. Later vertelt de man namelijk over de blauwe huizen die al ‘eeuwen’ het straatbeeld van Chefchaouen bepalen.
De oudere man praat verder over de Berbers, die ook in groten getale aanwezig moeten zijn hier. De oudere Berbervrouwen zijn te herkennen aan een tatoeage op hun kin. Eén blauwe streep staat voor de maagdelijkheid van de draagster. Drie blauwe strepen staan voor de vrouwelijkheid van de vrouw. Het betekent dat ze een man heeft gehad, waardoor ze van de huwelijksmarkt is. Het klinkt als een geloofwaardig verhaal, maar ik kan het niet bevestigen. De rest van de dag zoek ik overal de ‘typische’ Berbervrouw, maar zonder succes.
We lopen nog steeds verschillende straatjes door en komen uit in de medina. Daar staat een man voor zijn kraampje die iets naar ons roept. De oudere man adviseert ons om er geen aandacht aan te schenken, hij is volgens hem gewoon stoned. Dat klinkt in mijn oren als iets zeer onwaarschijnlijks binnen een gemeenschap die zowel tatoeages, drank en drugs als haram (verboden) beschouwt. Ik vraag door: ‘Mag iedereen hier dan stoned zijn?’ ‘Ja natuurlijk’, benadrukt de oudere man. Het schijnt dat Chefchaouen in heel Marokko bekend staat om zijn uitstekende hasjplantages. ‘Everybody is using drugs: kids, men, women’, legt de oudere man uit.
We worden door steegjes geleid met kraampjes die allemaal hetzelfde assortiment lijken te hebben: typisch Marokkaanse tapijten, de nep Ray-Ban zonnebrillen en tajineschotels. Uiteindelijk komen we uit bij een klein gebouwtje dat een restaurant met fenomenaal uitzicht over Chefchaouen belooft te hebben. Misschien zien we er als ‘westerse’ toeristen hongerig uit, want de I’m-not-a-tourguide vindt dat we eerst moeten lunchen. Eenmaal de trappen opgelopen, nemen we plaats op de bankjes bij het dakterras. We bestellen een cola en weigeren beleefd de mogelijkheid om te eten. De oudere man blijft bij ons aan tafel zitten. ‘So, isn’t there a small tip for me?’, vraagt de man. Precies wat we al verwacht hadden, maar waar we toch niet vanuit gingen. Om de lieve vrede te bewaren en het zojuist opgebouwde rapport met de respondent te behouden, geef ik wat kleingeld. Blijkbaar is het niet genoeg en is de man van mening dat hij meer waard geweest is.
Eigenlijk hoopte ik om een authentieke mythe te vinden in het plaatsje Chefchaouen. Wat ik vond was informatie die ik ook op de reiswebsite had gelezen. Was ik zo op zoek naar een verhaal, in plaats van te kijken met een objectieve blik? Ik kan het niet helpen, maar ik blijf me afvragen: wat is waar van het verhaal van de I’m-not-a-tourguide? Ten slotte wilde hij zijn verhalen toch omzetten naar dirhams. Als een strateeg is het dan winstgevend om te vertellen wat een ‘toerist’ wil horen. Misschien is de mythe van Marokko juist het in stand houden van de schijn van authenticiteit die wordt gewekt en verwacht. De tatoeages, het drugsgebruik door jong en oud, de blauwe stad, mooie mythes, maar wat is echt?
Comments