top of page

Op De Verrekijker vergeten ze niemand

Tekst: Nina Rijnierse Beeld: OBS De Verrekijker

Kwart over acht, dinsdagmorgen. Een rechte weg door de glooiende Zuid-Hollandse bollenvelden loopt naar een oud defensieterrein. Hier bevindt zich het asielzoekerscentrum van Katwijk. Nu staan er op elkaar gestapelde containers en is het een speciale locatie voor gevluchte gezinnen met kinderen. Voor velen het eindstation: na Katwijk volgt uitzetting. Maar door de oorlogen in Syrië en Irak zijn er onlangs veel nieuwe vluchtelingen in het centrum komen wonen. Terwijl de ‘vluchtelingencrisis’ in volle hevigheid doorgaat, rijst de vraag op wat er in Nederland met de gevluchte kinderen gebeurt.

Op openbare basisschool De Verrekijker krijgen gevluchte kinderen sinds 2008 onderwijs naar de maatstaven van de Nederlandse inspectie. Zo leren ze Nederlands volgens goedgekeurde methodes en rekenen ze op het digibord. Over de Nederlandse cultuur leren ze nog niet zoveel: ‘We maken wel tekeningen van de bollenvelden en ik vertel ze over kaas, maar het verhaal van Karel de Grote begrijpen ze gewoon nog niet’, vertelt Rosalinde Schlagwein, ofwel juf Roos van taalklas 4. Afgelopen winter werd er Sinterklaas gevierd, waarbij de kinderen verbaasd toekeken en Roos een pepernotenproeverij organiseerde.

Onzekere toekomst Om half negen steekt juf Roos van wal: ‘Mohammed, welke dag is het vandaag?’ ‘Dinsdag, juf.’ ‘En welke dag is het overmorgen?’ De vingers van de kinderen schieten snel de lucht in. ‘Elena?’ ‘Overmorgen… Woe… Donderdag!’ ‘Ja, supergoed!’, zegt juf Roos tevreden. Er verschijnt een voorzichtige lach op het gezicht van Elena uit Albanië. Elke morgen begint Schlagwein met dezelfde rijtjes: de dagen van week, de maanden en de kleuren. ‘Op die manier krijgen ze het heel snel onder de knie.’ Saïd en Badhil zitten niet aan dezelfde tafel, maar schreeuwen steeds over en weer in het Arabisch. Roos grijpt in: ‘Jongens, praat eens Nederlands!’

In de klas van Roos zitten kinderen van de ‘nieuwe vluchtelingen’, voornamelijk uit Syrië en Irak, maar ook enkelen uit bijvoorbeeld Albanië en Somalië. Het zijn kinderen die nog geen Nederlands kunnen en vaak niet langer dan tien weken blijven. Dan worden ze met hun familie uitgezet, krijgen ze een verblijfsvergunning of worden ze overgeplaatst naar een ander azc. Heeft het wel zin om kinderen die morgen het land kunnen worden uitgezet Nederlands te leren? ‘Daar probeer ik niet aan te denken’, zegt Roos. ‘Het enige wat wij kunnen doen is de kinderen structuur geven. Door ze naar school te laten gaan, hebben ze iets te doen en zitten ze niet de hele dag in het azc.’ Vertellen over scherpschutters De kinderen op De Verrekijker hebben vaak traumatische gebeurtenissen meegemaakt. In de taalklas van groep 3 van Karin van Dijk breng ik de middag door. Karin wijst onopvallend naar Kaoutar uit Syrië, een meisje van zeven met een roze trui aan: ‘Soms doet ze in haar eigen taal gemeen tegen andere kinderen in de klas en zegt ze in het Nederlands dat er niks aan de hand is. Ik weet nu dat ze acht dagen op een boot heeft gezeten, maar dat kwam er na een paar weken pas uit.’ Juf Karin heeft met collega’s lachende, boze en huilende gezichtjes gemaakt, die de kinderen elke ochtend moeten pakken om te laten zien hoe ze zich voelen. Diwan uit Irak huppelt vrolijk door de klas, terwijl hij doktertje speelt. Karin: ‘Sommige kinderen kunnen bij binnenkomst nog niet eens een potlood vasthouden. Het is zo mooi om te zien hoe snel hij Nederlands leert en alles opzuigt als een spons. Het geeft echt voldoening en ik heb het gevoel dat ik iets bij kan dragen.’

Volgens juf Roos willen kinderen soms met de weinige woorden die ze hebben juist vertellen wat hen overkomen is: ‘Vorig jaar had ik een klas met kinderen die alleen maar Syrisch en Arabisch spraken. Een jongetje wilde mij daar graag bij betrekken, dus hij begon met handen en voeten een verhaal met over bommen en scherpschutters. Dan hoor je dat aan en probeer je een gesprek te voeren of door te vragen tot een kind niet meer verder wil praten. Maar soms zegt een kind ook: “Juf, laat maar…”. Dat is heel frustrerend, als een kind door zijn geringe woordenschat zijn verhaal niet kwijt kan.’

Pas na het zien van de documentaire snapten wij dat zijn moeder in de gevangenis zat

Jan Jaap Kuiper maakte in 2015 de documentaire ‘Vergeet mij niet’ over De Verrekijker. Daar blijkt dat kinderen niet alleen met psychische problemen kampen, maar het de school ook aan middelen ontbreekt om hierover met de kinderen of ouders te communiceren. Roos begreep pas na het zien van de documentaire, waarin het Arabisch was ondertiteld, wat er werkelijk aan de hand was met Mohammed, die niet luistert naar juf Esther. Esther en directeur Toon Peters gaan langs bij de voogd van Mohammed (zijn oom), terwijl een andere man zich opwerpt als tolk. De oom zegt in het Arabisch: ‘Vertel aan de juf dat Mohammeds moeder in de gevangenis zit. Hij ligt ‘s nachts vaak wakker en heeft haar nodig. Dit wordt vervolgens vertaald als: ‘Zijn ouders zijn hier niet en hij mist zijn moeder zo’. Roos: ‘Pas na het zien van de documentaire snapten wij dat zijn moeder in de gevangenis zat. Die jongen schreef op al zijn tekeningen: “I love my mother, I miss you.”’

’Vergeet-me-niet’-muur In de pauze zitten de leerkrachten aan de ronde tafel te lunchen. Iemand zegt: ‘Vanochtend ging het bij mij in de klas rond dat Ben en zijn familie zijn opgehaald door de politie. Ik heb geen idee of ze nog terugkomen.’ Dat de leerkrachten weinig tot niets weten over de status van de kinderen wordt ook duidelijk in ‘Vergeet mij niet’. Niet zelden is een kind zomaar weg of wordt een gezin uit het azc opgehaald terwijl andere kinderen daar getuige van zijn. In de documentaire vertelt een jongetje van vier jaar oud aan juf Maartje over een ander kind dat opgehaald werd: ‘Ik hoorde zijn moeder schreeuwen en toen kreeg ze handboeien omgedaan.’ Duidelijk is dat de kinderen niet alleen getraumatiseerd kunnen zijn door gebeurtenissen in het thuisland, maar ook in Nederland dingen meemaken die ze niet zouden moeten zien.

De taalbarrière tussen de leerkrachten en ouders zorgt voor onduidelijkheid over de situatie van het kind. In Nederland zijn er acht scholen voor vluchtelingenkinderen, die financieel gezien vaak tussen wal en schip vallen: ‘Normaal gesproken heb je in het regulier onderwijs geen geld nodig voor een tolk’, zegt Roos, ‘en wij zijn “regulier onderwijs”, dus krijgen wij dezelfde bedragen.’ Hoezeer de leerkrachten ook hun best doen, geld voor een tolk moet volgens Roos worden gehaald uit ‘een potje waar geld in zit dat weer uit een ander potje is gehaald’. Er is geen extra materiaal en begeleiding om de kinderen over hun trauma’s te laten praten. Documentairemaker Jan Jaap Kuiper zegt hierover: ‘De sobere voorzieningen die de overheid beschikbaar stelt, zijn een ontmoedigingsbeleid.’

Hoewel het lijkt alsof de kinderen die Nederland nu binnenkomen door de overheid worden vergeten, is op De Verrekijker het tegenovergestelde het geval. Daar hebben ze een ritueel uitgevonden om het vaak plotselinge vertrek van een kind te verwerken met de achterblijvende klasgenootjes: in de centrale hal hangt een groot prikbord, waar een foto van het kind door de klasgenoten wordt opgehangen. Op het briefje in het midden staat: ‘Wij zullen jullie niet vergeten!’

Behalve van Mohammed zijn de namen van alle kinderen in dit stuk om privacyredenen gefingeerd.


3 views0 comments

Related Posts

See All

Beeld

bottom of page