top of page
Yalou van der Heijden

Nationalisme via stemgeluid


Tekst: Yalou van der Heijden

Beeld: Sara Kerklaan


Een periode gekenmerkt door vreedzame protesten stoomde Estland klaar voor onafhankelijkheid. Ten tijde van de ‘zingende revolutie’ (1987-1991) nam de Estse bevolking het massaal op tegen hun Russische bezetters. Niet alleen zingend op straat, ook achter de schermen op politiek niveau streefde men naar een zelfstandige republiek. Liia Hänni, actief lid van zowel het Estse Parlement als de Supreme Soviet, vertelt in een interview met Tijdschrift Cul over de weg naar een vrij Estland.


Estland kent een lange geschiedenis van bezettingen, maar na de Eerste Wereldoorlog wordt het land in 1918 eindelijk een zelfstandige staat; een staat die vervolgens geklemd ligt tussen Nazi-Duitsland en Sovjet-Rusland. Tijdens geheime onderhandelingen in 1939 wordt het land door Duitsland aan de Sovjet-Unie ‘gegeven’. De Esten zagen geen andere keus dan de troepen van het Rode Leger toe te laten op hun grondgebied. Niet wetende dat deze bezetting decennia lang zou voortduren.


Communistisch Estland

Met de komst van de Russen komt ook het communistische gedachtegoed. Privébezit wordt publiek bezit. Het Russisch dreigt het over te nemen van het Estisch als voertaal en er komen woonprivileges voor Russen die in de regio van de Estische Socialistische Sovjetrepubliek (ESSR) neerstrijken. Langzaam maar zeker verdwijnt de Estse taal en cultuur achter gesloten deuren.

Totdat twee jaar na het geheime verdrag tussen Nazi-Duitsland en de Sovjet-Unie de politieke vriendschap tussen de grootmachten bekoeld raakt. Duitsland ‘bevrijdt’ Estland en het gebied wordt opgenomen in het Derde Rijk. Toch wordt Estland aan het einde van de Tweede Wereldoorlog heroverd door het Rode Sovjet leger. Het Sovjet-beleid van 1940 wordt heringevoerd in de ESSR en de Russificatie rukt verder op. Terwijl Europa feestviert in vrede, verliest Estland een kwart van haar bevolking. Velen worden gedeporteerd naar Siberië, anderen vinden hun toevlucht in het Westen.

Het jaar na de Tweede Wereldoorlog is het jaar waarin Liia geboren is. Ze groeit op in Saaramaa, een groot eiland in de toenmalige grenszone van de Sovjet-Unie: verboden gebied voor onbevoegden en alleen te bezoeken met een speciale vergunning. In de ESSR heerst altijd spanning, maar in de grenszones nóg meer. Zodoende wordt haar interesse in politiek er met de paplepel ingegoten. Onbedoeld wellicht, maar hoe moeten haar ouders haar anders uitleggen waarom hun taal van de altijd aanwezige soldaten verschilt? Of waarom sommige kleurenpatronen niet in kleding mogen voorkomen, omdat ze een subtiele verwijzing zijn naar de kleuren van de verboden Estse vlag? ‘Gewone’ vragen waar enkel politiek een passend antwoord op biedt.

In de jaren zestig ruilt Liia het eiland in om astrofysica te studeren in Tartu. Al op jonge leeftijd loopt ze daar haar huidige man tegen het lijf en maakt ze kennis met nog een kant van de bezetting: deportatie. Wat voorheen ‘verhalen van andere families’ waren, wordt nu ook onderdeel van haar verhaal. Familieleden van haar man zijn gedeporteerd naar Siberië voor het ondermijnen van communistische gezag. Eens te meer realiseert ze zich dat het anders moet.

Daarom bestudeert Liia behalve sterren, ook grondwetten en Europese politieke systemen. Kennis is volgens haar het beste wapen. Tijdens de vele late discussie-uren in het woon- en werkcomplex van Liia, haar man en haar collega’s, bediscussieert de groep dagelijks de situatie van hun land. Op zoek naar alternatieven voor het communisme, op zoek naar een uitweg. Langzaam maar zeker worden ze onderdeel van een grote verandering…

Perestrojka biedt kansen

De jaren onder communistisch gezag verstrijken, maar na de dood van Stalin en diens opvolgers biedt Michail Gorbatsjov als leider van de communistische partij in 1985 een periode waarin de Esten kunnen ademhalen: de Sovjet-greep op het bezette gebied versoepelt. Met pere­strojka – ‘verbouwing’ in het Russisch – hoopt Gorbatsjov de vastlopende Sovjet-Unie weer op gang te krijgen. Een tijd van openheid, en staatkundige en economische hervorming breekt aan.

…Het is een spannende tijd. Mensen zijn bang, maar geleidelijk aan verspreidt zich een nieuw soort hoop over Estland. Met de komst van perestrojka is er ineens de mogelijkheid om over een alternatieve toekomst te praten en Liia doet niets liever. Jarenlang heeft ze in een propaganda wereld van de Sovjets geleefd, maar nu kan zij, en de rest van de bevolking, eindelijk open protesteren. Dat gebeurt dan ook massaal, waardoor de KGB hen niks kan maken. Het is nu of nooit, lijkt Liia te denken. De Esten staan op het punt hun eigen lot te bepalen …”


Poëtisch verzet

Als beginpunt van de Zingende Revolutie wordt vaak de ‘Fosforiet Oorlog’ in 1987 als voorbeeld gebruikt. Deze begint als een grote milieucampagne tegen het openen van fosforietmijnen in het oosten van het land. Niet alleen zou de natuur ernstig lijden onder het openen van de mijnen, Estland zou ook overspoeld worden met Russisch sprekende arbeiders. De angst om een minderheid in eigen land te worden speelt een grote rol onder de massaal samenkomende demonstranten. De protesten waren succesvol en het mijnplan wordt van tafel geveegd. Maar behalve het winnen van deze ‘oorlog’, winnen de Esten vooral aan saamhorigheid en een versterking van het nationalistische gevoel: het blijkt mogelijk om succesvol tegen de Sovjet-Unie in te gaan.

Dit saamhorigheidsgevoel wordt nog duidelijker tijdens het jaarlijkse songfestival Laulupidu van 1988. Dit songfestival is sinds jaar en dag dé gebeurtenis in Estland, waar het zingen in koren een grote traditie is. Eén derde van de bevolking is aanwezig, waarvan zo’n 25.000 koorleden. En hoewel de Esten ten tijden van de bezetting braaf communistische propagandaliederen zingen, sloop er zo nu en dan een nationalistisch lied door de censors heen. Mu isamaa on minu arm (land van mijn vaderen, land waarvan ik houd) is daar het bekendste voorbeeld van. Aan het begin van de bezetting wordt dit gedicht van Lydia Koidula omgezet naar muziek en dankzij de poëtische kunsten van het verwoorden en de moeilijkheid van de Estische taal, komt het nummer door de strenge controle van Moskou heen. Het lied is uiteindelijk jarenlang verboden, maar toch zingen in 1969 honderdduizenden mensen het samen. Terwijl het Rode Leger de band verbied te spelen, zingt het publiek massaal door. Het nummer groeit uit tot het volkslied en ook in 1988 word het massaal gezongen.


…Magisch vindt Liia het ‘Laulupidu’. Alsof ze voor het eerst verliefd is, zo’n spanning heerst er. Groots zingen de honderdduizenden mensen die zijn samengekomen op het festivalterrein: ze zitten als sardientjes in een blik, maar dat mag de pret niet drukken. Ze zijn een golvende mensenmassa die zich door niets of niemand laat stoppen. Een rivier die slechts in één richting stroomt, de richting van vrijheid. Met de verboden Estse vlag – die door de jaren heen af en toe opdook – wordt nu massaal gezwaaid. De menigte is uitzinnig. ‘Mijn vaderland is mijn liefde, aan wie ik mijn hart gegeven heb’, Liia heeft haar ogen gesloten en zingt mee met de rest. ‘Sull’ laulan ma, mu ülem õnn’ (voor jou zing ik, mijn grootste blijdschap). Kippenvel verschijnt op menig arm. Het festival kent geen einde, net als de liederen. Iedereen zingt maar door en door…

4 views0 comments

Related Posts

See All

コメント


bottom of page