top of page

Welkom in het hotel


Een overnachting zoals een droom

Er is iets magisch en avontuurlijks aan een chique hotel, je veroorlooft jezelf welvaart van tijdelijke duur. Een koelkast met minibar, een mega ontbijtbuffet met roerei, een zachte badjas en sloffen bij de deur. Toch is er ook iets sinisters als je denkt aan de lange verlaten gangen en verborgen kamers of aan het hardwerkende personeel die mysterieuze en welvarende gasten op hun wenken moet bedienen… Klaar om in te checken?


Tekst en beeld: Lieke van den Belt


De wieltjes van mijn koffer glijden soepel over het pad van keien, maar voor het laatste stukje omhoog, de trap op, zal ik mijn koffer toch moeten tillen. Het roze hotel torent boven mij uit, als een enorme taart. De deur is zwaar en weerklinkt luid in de hal als die achter mij op slot valt. Aan de balie word ik hartelijk welkom geheten en ontvang ik mijn gouden sleutel. Mijn kamer wacht op me op de vierde verdieping.

Het bezoeken van een hotel is een vakantie op zich, een kijkje door het sleutelgat van de luxe. Een dakterras, een penthouse suite met regendouche en jacuzzi. Het hotel is muze en metafoor voor menig schrijver en kunstenaar. In de bestseller Grand Hotel Europa van Ilja Leonard Pfeijffer staat het hotel symbool voor de ondergang van Europa als succesvol en groots continent. In horrorfilm The Shining draait een alcoholistische schrijver door in een verlaten hotel, waar hij spoken begint te zien. The Eagles beschrijven in het lied Hotel California roem, drugsverslaving en de corruptie van de muziekindustrie. Verschillende interpretaties, maar dezelfde fascinatie. Wat maakt een hotel? Zijn het de sierlijke gevels van het gebouw zelf, of de gasten die in- en uitgaan? Eenmaal aangekomen bij mijn kamer, nummer twintig, open ik de deur met grote nieuwsgierigheid. Vanuit mijn hotelraam bekijk ik de straat beneden, een decor voor mijn gedachten.


Kamers & Klassen

Als volwassene hoor ik zelf mijn bed op te maken, maar niet in het hotel. Er wordt voor mij gezorgd: frisse witte lakens, mini shampoo en roomservice. Het interieur van mijn kamer is art-deco waardoor het me doet denken aan de pracht en praal van een ver verleden. Bruisende bars in elegante balzalen, waar de mannen de vrouwen met rinkelende juwelen rondjes laten draaien. Het lijkt alsof ik een alternatief universum ben binnengewandeld, waar de jaren twintig nog swingend zijn. Een orkest overstemt het geschraap van vorken en gepraat van mensen aan de tafels in het hotel restaurant. Een ober haalt de deksel van de maaltijd af. De gasten moeten worden vermaakt; een mooi gebouw alleen is niet genoeg. Waar het interieur en de gasten weelde in overvloed uitstralen, werkt het personeel zich te pletter, altijd dienstbaar. De kelner kijkt naar de rijke gasten en denkt: ‘Ooit zal ik net zoals zij zijn’, niet weerhouden door het feit dat de meeste rijke gasten zelf nooit kelners zijn geweest. De duurste kamer kost misschien wel evenveel als het jaarsalaris van een kelner. Het contrast is groot, maar toch bevinden het personeel en de gasten zich in dezelfde glimmende ruimte, onderdeel van dezelfde fantasie.

Het feest is voorbij, het is tijd om te gaan slapen. Ik beklim de royale trap naar mijn verdieping, maar waar moest ik de hoek ook alweer omslaan? De kamers en gangen zijn identiek, ik raak verdwaald.


Plaatsvinden

Hotelkamers ontvangen gasten, en iedere gast komt met een ander verhaal. Een schrijver trekt zich terug om te werken aan diens roman, twee geliefden boeken een romantische overnachting, een gezin gaat op citytrip. Een hotelkamer is onpersoonlijk en anoniem, een plek waar je je kan terugtrekken om de wereld te overdenken, maar ook een plek van exclusiviteit. Het gemak is binnen handbereik. De kamer is speciaal voor jou en de roomservice is speciaal voor jou. Tenminste, totdat de volgende dag de nieuwe gasten komen.

Antropoloog Marc Auge beschouwt hotelkamers als een non-space. Een ‘non-plaats’ is het tegenovergestelde van een ‘antropologische plaats’ waar mensen elkaar kunnen ontmoeten en hun identiteit uitoefenen. Voorbeelden van andere non-plaatsen zijn parkeerplaatsen, vliegvelden of winkelcentra. Bezoekers van deze non-plaatsen hebben weinig persoonlijke connectie tot de plek, omdat ze er maar kort verblijven. Deze plekken hebben weinig karakteristieke eigenschappen, waardoor iemand zich zowel in Parijs als Barcelona in een soortgelijk winkelcentrum kan bevinden. Echter kan een non-plaats transformeren in een antropologische plaats voor het personeel dat er dagelijks werkt. Het plaatsen van een speciaal object zoals de stationspiano in de treinstations van de Nederlandse Spoorwegen kan van een non-plaats een antropologische plaats maken of een historische gebeurtenis, zoals na een terreuraanslag op een vliegveld of metrostation. Een voorbeeld van historische gebeurtenis die een hotel transformeerde is de eerste Bed-In van John Lennon en Yoko Ono. In 1969 verbleven zij zeven dagen lang in suite 702 van in het Hilton Hotel in Amsterdam om aandacht te vragen voor wereldvrede in verband met de Vietnamoorlog. Het hotel adverteert nog steeds met deze historische gebeurtenis. Een non-plaats is anoniem, maar een hotel probeert toch een persoonlijke, unieke ervaring aan te bieden.

Het is van belang dat ik me op gemak voel, me speciaal voel, ik kom naar het hotel om uit te rusten. Als gast maak ik de kamer. Er zijn ook minder goede kanten aan de anonimiteit van hotelkamers: affaires, uit de hand gelopen feesten en (zelf)moord, wie weet wat er allemaal plaatsgevonden heeft in de ruimtes om mij heen. Waarschijnlijk is het beter om het niet te weten. Het mysterie spreekt tot mijn fantasie. Als het kon, zou ik elk hoekje van elke hotelkamer verkennen en niet stoppen totdat ik de laatste trap naar de bovenste verdieping heb beklommen.


Mini-maatschappij

You can check out any time you like, but you can never leave.

Het anonieme en sociale mengen zich in een hotel. De fantasie die het hotel verkoopt is een gevoel van thuis én een gevoel van ver, ver weg van je alledaagse bestaan vandaan. Een hotel is niet de enige non-plaats die zich kan transformeren naar antropologische plaats. Een non-plaats zoals een winkelcentrum kan zich bijvoorbeeld transformeren naar een sociale plek waar tieners elkaar ontmoeten. Maar wat een hotel speciaal maakt in haar transformatie, is dat je er ook blijft slapen: een intieme ervaring. Uitersten ontmoeten elkaar. Het hotel spreekt tot onze verbeelding omdat het als ware een soort mini-maatschappij is. Een complex radarsysteem van kamermeisjes, lobby-jongens, obers en serveersters, schoonmakers en wereldse gasten.

Andersom kan ook: we zouden de maatschappij als hotel kunnen zien. Een hotel waar je incheckt met je identiteitskaart zodra je wordt geboren, maar één die je nooit kan verlaten. Tja, je kan uitchecken van de maatschappij door jezelf anarchist te noemen en niet te conformeren aan standaarden, maar je bent nog steeds in het ‘hotel’.

Ik verlaat het hotel, maar het hotel verlaat mij niet. In mijn hoofd is een kamer, waar ik me neer laat vallen op een kingsize bed en uren tv kijk. Het is een luchtkasteel, maar hemels.


41 views0 comments
bottom of page