Tekst: Mattijs van de Port
Er moet mij iets van het hart.
Het Documentaire Instituut Amsterdam, het DIA, is niet meer. Althans, het is er niet meer als thuisbasis voor de vakken van visuele antropologie. Ik denk dat ik voor velen spreek als ik zeg dat dit ongelofelijk jammer is. Ik heb er jaren met veel plezier het vak Beeld als Kennis gedoceerd, en ik heb kunnen zien hoezeer die plek een leeromgeving bood die veel studenten zoeken: warm, vriendelijk, verwelkomend, informeel, verbindend, inspirerend. Glazen potten met roze-gele spekjes op de tafels. Houten banken met kussentjes. Een theepot in een ouderwetse theemuts. Een rookhok. Veel expertise en apparatuur op het gebied van film maken, beeldcultuur en media. En uiteraard, de onstuimige, niet aflatende inzet van het DIA-team. Wanneer de deadlines voor de eindfilmpjes in zicht kwamen zagen ze er geen been in om nachten door te gaan achter de montagetafels, om het maximale uit de filmopnames van studenten te halen. ‘04.30’, las ik in dan op de DIA facebookpagina. ‘Wéér een filmpje afgerond’. Geen wonder dat studenten woest zijn dat hen dit wordt ontnomen.
En komt er nu een ‘maar’? Ja. Er komt een ‘maar’. Zoals dat hoort in een column.
Er komt namelijk iets onvoldoende in beeld in het huidige tumult rondom het DIA. Het DIA is niet de UvA. Zeker, de DIA staf voelde zich wellicht, na jarenlange bewezen diensten, UvA. En het DIA is misschien ook wel de UvA zoals je die zou wensen, zoals die idealiter zou moeten zijn. Een andere UvA. Een droom UvA. Maar in formele zin is het DIA niet de UvA.
Zet ‘droom’ tegenover ‘formeel’, en reeksen binaire opposities springen onmiddellijk in het gelid. DIA tegenover UvA. Warm tegenover kil. Betrokken tegenover zakelijk. Inspirerend tegenover geestdodend. Bevrijdend tegenover beknellend. Mens tegenover nummer. ‘I had a Dream’ tegenover ‘hier nog een formulier’. The-sky-is-the-limit tegenover deadline. Binnen die reeksen weten we allemaal wel aan welke kant we willen staan.
Maar als gepassioneerd pleitbezorger voor een visuele antropologie kan ik mij het comfort van een ondubbelzinnige positionering niet permitteren. En bovendien: deden wij antropologen niet aan collapsing dualities — moeilijke vragen stellen bij al te gemakkelijk in het leven geroepen tegenstellingen? Dus loop ik even naar de overkant van mijn sympathie, om van daar te roepen: ‘Er zijn méér antropologiestudenten dan diegenen die voor de visuele vakken gaan. Het betalen van de DIA rekeningen zou ten koste gaan van hun onderwijs.’ En: ‘De “ideale leeromgeving” realiseren door on- of onderbetaald uren te draaien is prachtig, maar het is ook een onhoudbare poging de werkelijkheid niet te willen zien.’ En ook, iets zachter wellicht: ‘Godverdomme, DIA, had meer partijen binnen gehaald, en je minder blind gestaard op je UvA connecties, dan had dat prachtinstituut wellicht nog stevig op zijn poten gestaan!’
Visuele antropologie gaat door. Op de afdeling antropologie is er brede steun voor het ontwikkelen van deze poot van onderzoek en onderwijs. Er worden nieuwe vakken ontwikkeld, er loopt een pilot voor een visuele track in de masteropleiding. En ja: de visuele vakken zullen zich staande moeten zien te houden in het rechtlijnige beton van de REC — een ontegenzeggelijk minder vriendelijke habitat. Op die REC zullen visueel antropologen wellicht méér meewarige, sceptische en kritische commentaren moeten incasseren dan onder gelijkgestemden op het DIA. En ze zullen daardoor nog scherper moeten zijn — en nog mooiere films moeten maken — om anderen te overtuigen van het belang van visuele vormen van onderzoek en verslaglegging. Op de REC zal de marginaliteit van het vak zichtbaarder en voelbaarder zijn, maar ook dat is niet per se slecht: immers, in de marge gebeuren de spannende dingen. Bovendien zullen we die marginaliteit cultiveren en exploreren op een plek die er toe doet, in het hart van de Nederlandse antropologie. Er zijn dus niet enkel verliespunten op te tekenen.
En ja, teruggekeerd naar de kant van mijn sympathie: dat een plek als het DIA ten onder dreigt te gaan zegt veel over wat er in het huidige tijdsgewricht kan overleven, en wat niet. Dat stemt treurig.
Kommentare