top of page

Het mysterie in Loch Ness



Tekst: Isa Kistemaker

Beeld: Masja Willekens


Rimpelingen in het water, er schiet een zwarte bult aan je voorbij. Je hoort het water klotsen tegen de kade. Dit moet groter dan een normale vis zijn. Zittend aan het meer, worden je sokken nat van het gespetter. Langzaam komt er iets het water te boven. Twee oren, een paar ogen, een snuitje en vervolgens een lange nek worden zichtbaar. Je kan weer gerust ademhalen. Het is Nessie maar.


De mythe, zoals die nu bekend is, begint bij Aldie Mackay. Op 14 april 1933 ziet ze een walvisachtige vis zwemmen in Loch Ness. Een zwart beest zwemt in rondjes, met het water van zijn bolle rug afrollend. Dit is niet de eerste keer dat er iets vreemds wordt gesignaleerd in dit meer. Al in de middeleeuwen had de Ierse monnik Saint Columba het over een monster dat zijn zwemmende vriend zou hebben gebeten en onder water zou hebben getrokken. Over het uiterlijk was toen nog niet veel bekend. Het verhaal van Mackay is de eerste beschrijving in de twintigste eeuw van het monster van Loch Ness, ofwel Nessie, wat de sluizen opent voor honderden foto’s en verhalen die het leven van het beest zouden verifiëren.


22 juli 1933 is er weer nieuws van Nessie. George Spicer en zijn vrouw zien vanuit hun auto een vreemd gevormd dier van wel acht meter lang de weg oversteken. Het beest heeft een lange nek en is iets dikker dan een olifant. Spicer beschrijft het als een draak of een dergelijk prehistorisch dier. Arthur Grant, de volgende die in aanraking komt met het dier, bevestigt deze omschrijving wanneer hij in 1934 op zijn motor bijna een aanvaring heeft met Nessie.

Het hoogtepunt van de verhalen rondom Nessie is de foto uit 1934 gemaakt door dokter Robert Kenneth Wilson. Op de foto is te zien dat een wezen met een lange nek en een klein hoofd net boven het water uitsteekt. De rimpelingen in het water bewijzen dat er wel degelijk iets heeft moeten rondzwemmen.


Meerdere wetenschappelijke expedities en hordes toeristen trekken naar het meer om het beest met eigen ogen te zien na de publicatie van deze foto in The Daily Mail. Er gaan ideeën rond dat Nessie een Plesiosaurus zou zijn, die 65.5 miljoen jaar geleden is uitgestorven. De Plesiosaurus is een dinosaurus van ongeveer drie en een halve meter groot, met een lange nek en een klein hoofd, net zoals het beest op de foto. Onderzoekers varen in onderzeeërs het meer in om met sonars het restant uit de Jura op te sporen. De onderzoekers komen echter teleurgesteld terug met niks anders dan Paling-DNA en een nat pak.


Alhoewel het geschetste beeld van Nessie en de Plesiosaurus veel op elkaar lijken, is het onwaarschijnlijk dat het monster van Loch Ness ook echt een Plesiosaurus is. Ten eerste is het onmogelijk dat de lange nek van het uitgestorven dier zodanig uit het water steekt. Ten tweede bestaat het meer zelf pas tienduizend jaar en was het daarvoor twintigduizend jaar lang een ijsvlakte. Ten slotte, aangezien Plesiosaurussen boven water moeten ademhalen, zou Nessie vaker te zien moeten zijn. Nadat de dinosaurustheorie vrij snel en simpel wordt ontkracht, gaat men opzoek naar een andere theorie. Dino of niet, Nessie bestaat. Met verrekijkers zitten hobbyspeurders nog dagenlang aan de rand van het water en trekken wetenschappers met boten en onderwatercamera’s het meer op, op zoek naar een nieuwe verklaring van de foto.


Zestig jaar lang wordt de foto gezien als hét bewijs dat er echt iets groots en onbekends leeft in Loch Ness. Op zijn sterfbed weet Wilson echter nog net te verklaren dat het niet de fout was van de wetenschappers dat er nog steeds geen officieel bewijs was gevonden: wat op zijn foto op het beest leek, was eigenlijk een stuk hout op een speelgoedonderzeeër. Hoewel deze eerste foto van Nessie een grote grap blijkt te zijn, ontmoedigt dit mensen wederom niet. Ze blijven geloven in een onverklaarbaar, mysterieus beest in Loch Ness.

Nessie is niet de enige mythe van Schotse oorsprong. De Schotse mythologie is rijk aan verhalen over monsters in bossen en meren die generaties lang zijn doorverteld. Er zitten Kelpies in het water, dwalen geesten onder Edinburgh en de natuur wordt bestuurd door koningen en koninginnen. Bij elk natuurlijk fenomeen is wel een verhaal te vertellen. Met al zijn burchten en vervallen kastelen is Schotland de verzamelplaats voor het bovennatuurlijke.


Persoonlijk geloof ik niet in feeën, laat staan in onverklaarbare waterbeesten - over geesten valt nog te discussiëren. Misschien begrijp ik dan niet waarom mensen nog steeds in het monster van Loch Ness geloven na zo vaak tegen bewezen te zijn, maar ik begrijp wel waarom mensen willen geloven in Nessie. Het fantaseren over iets wat misschien helemaal niet bestaat, heeft iets heel charmants. De spanning van het onbekende geeft een mens een gevoel te leven, net als het onderzoeken van een nieuwe liefde of een reis naar een ver land. Maar ook: wat heeft het voor toegevoegde waarde als we haar vinden? De waarheid zal het wezen alleen verstoren doordat nog meer wetenschappers en toeristen naar haar rustplaats zullen trekken. Zou het geen anticlimax zijn als we Nessie zouden vinden?


In 2013 wordt de dan tachtigjarige Aldie Mackay opnieuw geïnterviewd door BBC-journalist Nicholas Witchell. In 1980 spraken zij ook al met elkaar over de waarnemingen van Mackay bij Loch Ness. Witchell herinnert Mackay aan wat ze meer dan dertig jaar terug heeft gezegd. Op de vraag over hoe groot het monster van Loch Ness ongeveer is, antwoordde Mackay toen zonder twijfel dat het beest enorm is. In een nagesprek buiten het interview om, vroeg Witchell haar wat ‘enorm’ dan inhoudt. ‘Zeker twee meter!’ antwoordde Mackay. De media had echter een heel ander idee gevormd over wat ‘enorm’ betekent. Er werd gefantaseerd over een monster van wel dertig meter. In 2013 komt Mackay daarop terug. Ze heeft zulke lengtes nooit bedoeld. Witchell vraagt twijfelend aan Mackay: ‘Waarom heeft u dan gezegd dat het beest enorm was?’ ‘Ik vis normaal op zalm.’


18 views0 comments

Related Posts

See All
bottom of page