De grens tussen goed en kwaad
Tekst: Titus Scholten en Nikki Verhoeven Beeld: Josia Brüggen
Nergens is de dood zo alledaags als tijdens een oorlog. Op het slagveld en daarbuiten vallen links en rechts doden. Soldaten moeten elk moment paraat staan om te schieten en, indien nodig, te doden. In de documentaire Dirty Wars is te zien hoe Amerikaanse soldaten, vaak onnodig, burgerslachtoffers maken. Hoe kunnen mensen tot zulke daden komen?
In de achttiende en negentiende eeuw werd het kwaad verklaard met de almachtige God. In de twintigste eeuw seculariseerde de discussie en na de holocaust rees de vraag hoe een moderne Westerse beschaving zo’n genocide had kunnen plegen. ‘Reality is no longer a given, a natural, familiar environment’, schrijft de Amerikaanse antropoloog James Clifford in zijn artikel On Ethnographic Surrealism. Mensen raakten vervreemd van hun eigen ‘Westerse’ wereld. Sommigen uitten dat in kunst: ze maakten surrealistische beelden van de wereld om hun verwarring te tonen of kochten spullen op de vlooienmarkt en stelden deze tentoon om de eigenaardigheid van hun wereld te laten zien. Anderen gingen op zoek naar verklaringen voor de slechte daden van deze ‘beschaafde’ mensen. Zo zetten filosofen, journalisten en wetenschappers hun tanden gretig in de zaak Adolf Eichmann, hoofdverantwoordelijke voor het organiseren van de genocide.
Omdat het moet
De filosofe Hannah Arendt was aanwezig bij de rechtszaak van de SS’er Adolf Eichmann om een antwoord te vinden op de vraag hoe een mens in staat is tot zo’n daad te komen. Haar conclusie ging in tegen het klassieke idee van het kwaad. In dit idee heeft degene die kwaad doet een kwade intentie. Arendt stelde echter dat het bij de daders van de holocaust ontbrak aan kwade intenties. Eichmann dacht niet na over zijn ambtelijke taken en gehoorzaamde slechts. ‘Befehl ist Befehl’ is het bekende verweer van de oorlogsmisdadiger. Volgens Geschiedkundige en journalist bij De Correspondent Rutger Bregman bedoelde Arendt met het ‘niet nadenken’ niet alleen het niet analyseren van de situatie, maar ook een gebrek aan empathie. Eichmann voelde geen empathie voor de mensen die hij op papier de dood in stuurde. Ook schrijver Harry Mulisch was aanwezig om Eichmann met eigen ogen te aanschouwen en concludeerde dat deze zijn moraal tijdelijk uitschakelde om zijn taken uit te kunnen voeren. ‘Eichmann is geen uitzondering. Persoonlijk vereenzelvigt hij de doodgewone mens, het “Massentier”, het “Gewohnheitstier” met de machinale bevelen-ontvanger’, aldus Mulisch in zijn boek De Zaak 40-61.
Ook psycholoog Stanley Milgram zag gehoorzaamheid als de oorzaak voor kwade daden. In een experiment liet hij proefpersonen een schok geven aan een persoon in de ruimte naast hen. Deze schokken werden niet werkelijk toegediend, iets waarvan de proefpersonen niet op de hoogte waren. Zij waren in de veronderstelling dat ze daadwerkelijk iemand elektrische schokken gaven. Een wetenschapper die het experiment begeleidde, vroeg de proefpersonen de kracht van de schokken steeds verder op te voeren, tot aan de dodelijke dosis toe. 65 procent van de deelnemers gingen door tot aan die dodelijke schok. Volgens Milgram waren deze mensen hiertoe in staat omdat ze zichzelf niet als verantwoordelijk zagen: ze moesten dit doen van de wetenschapper die hen de opdracht gaf. Net als Eichmann voerden zij slechts bevelen uit.
Het kwade is het goede
Critici van deze theorie vinden dat de intenties van de daders hierbij te weinig worden onderzocht. Deze worden onder andere door Milgram buiten beschouwing gelaten. Zo had Eichmann wel degelijk ideologische motieven. ‘Ik heb nergens spijt van’, vertelde hij aan de Nederlandse SS’er Willem Sassen. ‘Ik zal lachend in mijn graf springen in de wetenschap dat ik zes miljoen vijanden van het Rijk de dood in heb gejaagd.’ Dit duidt niet op het slechts opvolgen van bevelen, maar eerder op een doordachte naleving van een ideologie.
Ook de deelnemers van het Milgramexperiment deden meer dan alleen gehoorzamen. Echter, Milgram had zijn conclusie van tevoren al getrokken en wilde deze met het experiment enkel bevestigen. Hij voerde in totaal 23 versies van zijn experiment uit en publiceerde slechts de versie met de meest schokkende uitkomst. Van alle 23 versies gehoorzaamde slechts 43 procent. In de versie die Milgram publiceerde, gaf iemand die zich voordeed als wetenschapper, inclusief labjas, de bevelen tot het elektrocuteren. In een versie zonder de labjas nam de gehoorzaamheid sterk af. Daarnaast gaf de opdrachtgever de bevelen zo dat de deelnemers niet veel keuze leken te hebben. Zo werden er woorden als ‘de wetenschap vereist dat u verder gaat’ gebruikt. De deelnemers gingen tot het uiterste in naam van de wetenschap: het wetenschappelijke onderzoek was belangrijker dan de mensenlevens. Een van de deelnemers gaf bijvoorbeeld aan mee te doen aan het experiment voor zijn zieke dochter. Hij wilde er alles aan doen om de wetenschap te verbeteren. De Britse wetenschappers Alex Haslam en Stephen Reicher tonen in 2014 dan ook aan dat de deelnemers aan het oorspronkelijke experiment van Milgram tot het uiterste gingen uit liefde voor de wetenschap en niet omdat zij slechts gehoorzaam waren.
Mensen kunnen dus doden uit naam van een ideologie, waarmee ze niet per se slechte bedoelingen hebben. Volgens Arendt verstoppen mensen zich, wanneer zij kiezen voor het kwaad, achter de leugens die doen lijken alsof het kwade goed is. De mens is namelijk, volgens haar, van nature goed. Eichmann was ervan overtuigd dat hij het juiste deed en kan niet opzij gezet worden als onnadenkend, achteloos of automatisch handelend. Er moet hierbij ook niet vergeten worden dat ten tijde van Eichmann de norm over goed en kwaad totaal verschoven was. Een genocide, wat een aantal jaar daarvoor illegaal was in Duitsland, was in nazi-Duitsland de norm binnen de overheid.
Doden in de stroom
Een interview van Venezolaans-advocate Eva Golinger met twee voormalige VS-soldaten die vochten in de Irakoorlog laat zien dat het doden in oorlog, ondanks de alledaagsheid, niet natuurlijk is. Eén van de soldaten geeft toe dat hij geen idee had waarom de gebeurtenissen van 9/11 hebben plaatsgevonden. Hij dacht dat Amerika werd aangevallen puur uit haat jegens Amerikanen. Tevens vertelt hij dat de anti-oorlogsbewegingen helemaal niet door de media werden belicht en dat hij hier daardoor geen weet van had. De andere oud-soldaat geeft aan dat hij bij het leger ging, omdat zijn familie dat van hem verwachtte. Hij vertelt eveneens over de indoctrinatie door het leger. Er werd een film vertoond waarop mensen werden vermoord met daaronder heavy-metal muziek. In het veld werd deze muziek ook gedraaid om de soldaten op te jagen. De soldaat geeft aan dat hij tegen oorlog was, maar dat hij ook vond dat de oorlog die al gaande was toch wel afgemaakt moest worden en dat ze moesten helpen bij het opbouwen van het land waar oorlog was. Ze geven beide aan dat de informatievoorziening vanuit Amerika slecht is. De informatie die wordt gegeven zet de vijand in slecht daglicht en daarnaast is er geen ruimte om vragen te stellen.
Ideologische motivatie is een mogelijke verklaring voor waarom Amerikaanse soldaten zo hard toeslaan in het Midden-Oosten. De soldaten uit het interview spreken over hun eigen ervaring op het slagveld. Ze waren in het begin ideologisch gemotiveerd om te strijden voor familie en land. Later kwamen ze daar op terug. ‘Ze proberen je te vertellen dat blinde gehoorzaamheid een vorm van moed en heldhaftigheid is’, vertelt een van de soldaten. ‘Het is juist veel makkelijker om met de stroom mee te gaan dan er tegenin.’ Ze namen bevelen niet zomaar aan en dachten na over de consequenties van hun handelen.
Bevroren vingers
Niet iedereen kan met hetzelfde ogenschijnlijk gemak als een soldaat doden en zoals het interview met de oud-soldaten al laat zien worden soldaten keihard getraind om te kunnen doden. Het vergt een bepaald soort psyche om in staat te kunnen zijn iemands leven te kunnen ontnemen. Dit blijkt ook uit anekdotisch materiaal uit de Eerste en Tweede Wereldoorlog. Soldaten aan het front, toentertijd vaak burgers die vanwege de dienstplicht werden opgeroepen, bleken vaak niet te schieten met de intentie te doden. Vele van deze anekdotes zijn door S.L.A. Marshall, een Amerikaans legerhistoricus en commandant, opgeschreven in zijn boek Men Against Fire: The Problem of Battle Command. In dit boek vertelt Marshall hoe hij van meerdere van zijn soldaten te horen kreeg dat ze letterlijk de trekker van hun geweer niet konden overhalen. Hun vingers verstijfden toen ze oog in oog stonden met een ‘vijand’. Dit fenomeen wordt triggerfinger frostbite genoemd. Dit is schijnbaar zo ernstig geweest dat 75 procent van deze soldaten met opzet niet op hun ‘vijanden’ mikten, uit angst om een moordenaar te worden. De legerleiding, gechoqueerd door dit percentage, moest via psychologische middelen hun soldaten trainen om ervoor te zorgen dat ze dodelijker werden. Eén van de manieren om dit te bewerkstelligen was om tijdens schietoefeningen op mensvormige doelen te schieten en een dreiging te simuleren. Hierdoor werd het overhalen van de trekker instinctief in plaats van doordacht. Rond de Koreaoorlog van ‘50-’53 was het percentage soldaten dat op vijanden schoot gestegen naar 50 procent ten opzichte van de 25 procent van een paar jaar daarvoor. Moorden komt niet natuurlijk: men moet het aangeleerd krijgen.
Dat deze training niet zomaar het ethisch kompas ontneemt, is – tegenstrijdig genoeg – te zien bij het bloedbad in My Lai. My Lai is een dorpje in Vietnam dat tijdens de Vietnamoorlog het doel werd van een van de wreedste bloedbaden binnen de Amerikaanse oorlogsgeschiedenis. Binnen een paar dagen werden tussen de 350 en 500 burgers in koele bloede vermoord door de Amerikaanse soldaten. Een enkele soldaat weigerde mee te doen. Na afloop werden dezen berecht door het Amerikaans militaire tribunaal voor het niet uitvoeren van bevelen, ook nadat de gruwelen van My Lai bekend waren. De reden die deze gewetensvolle soldaten aandroegen was niet het ‘Befehl ist Befehl’-argument dat hun medesoldaten aandroegen tijdens het tribunaal, maar eerder een ideologisch standpunt: het niet mee willen participeren aan het vermoorden van onschuldige burgers.
De menselijke soldaat
De moderne soldaat (van na ’45) wordt onder andere getraind tot beroepsmoordenaar. De legerleiding verwacht dat wanneer het bevel tot het uitschakelen van vijandige eenheden komt, de soldaat zonder nadenken de trekker overhaalt. Toch is de ‘actieve’ soldaat, in tegenstelling tot het ‘idee’ van de soldaat, een nadenkent mens dat zijn keuzes weegt, geen automaton dat blind bevelen opvolgt. Men mist een de kennis over de ‘grondsituatie’ van een oorlog wanneer aangenomen wordt dat soldaten zonder wroeging of medelijden zijn medemens kan doodschieten. Ook schijnt het zogenaamde ‘Befehl ist Befehl’-argument niet toereikend genoeg te zijn om te kunnen verklaren hoe mensen op grote schaal elkaar kunnen doden. Er zijn voldoende anekdotes over hoe mensen, soldaat of geen soldaat, het moeilijk vinden om hun medemens te doden. En ideologische motivatie? Ook dat lijkt het doden niet voldoende te verklaren: op ‘het moment van de waarheid’, wanneer de trekker overgehaald moet worden, treedt er zonder training triggerfinger frostbite op, door de angst om een moordenaar te worden
Wat is het dan? Zijn de daden van enkele psychopaten voldoende om het dodental van de oorlogen die mensen voeren te verklaren? Is het een combinatie van ideologie, training en gebrek aan empathie? Het antwoord op deze vragen moet helaas in het midden blijven omdat het probleem zo complex is. Filosofen, wetenschappers, kunstenaars, commandanten en antropologen: zij houden zich allemaal op hun eigen manier met dit vraagstuk bezig.
Comments